Rapportage Onderzoek TU Delft Project IDOLS*
Project IDOLS is ontwikkeld om de arbeidsmarkt voor de creatieve en culturele sector te helpen vergroten en kansen te benutten die aanwezig zijn in de context van complexe vraagstukken.. Maar leverde de IDOLS manier van werken ook op wat IDOLS had beoogd? En hoe moet IDOLS 2 eruit zien? Vier onderzoekers van de TU Delft deden onderzoek naar de leeropbrengsten.
Meteen naar het volledige rapport gaan? Lees het op de website van IDOLS
Was IDOLS een ‘speeltuin’ om te experimenteren of een ‘trainingskamp voor een winnend team? En deden de culturele en creatieve bedrijven en organisaties mee om nieuwe partners te leren kennen en samen te leren, om nog beter het creatieve proces te benutten, nóg beter te presteren, of om bestaande coalities te benutten? Niet iedereen stond er op dezelfde manier in IDOLS. Vier onderzoekers; Mieke van der Bijl-Brouwer (Universitair Hoofddocent), Marie Van den Bergh (strategisch ontwerper en onderzoeker), Eva Legemaate (ontwerper en onderzoeker) en Jotte de Koning (Universitair Docent) zochten het uit. Zeventien coaches en penvoerders werden geinterviewd, en vijftig deelnemers vulden een enquête in.
Wat heeft IDOLS opgeleverd? In het kader van ‘het vergroten van de arbeidsmarkt voor de creatieve en culturele industrie’ leverde IDOLS de deelnemers belangrijke inzichten op over de exploitatie van het creatieve proces, over samenwerken in grote multistakeholderprojecten en over de (gewenste) rol in zo’n complex project. Maar ook leverde deelname nieuwe relaties op, belangrijk voor toekomstige samenwerkingen, en het leverde vooral ook veel energie en motivatie op om met een vraagstuk verder te gaan: belangrijk voor continue sociale innovatie.
Complexe vraagstukken zijn niet met één of enkele interventies op te lossen. Deze vraagstukken bestaan uit problemen die aan elkaar zijn gerelateerd, elkaar beïnvloeden en die continu aan verandering onderhevig zijn. Daarom moeten dat complexe vraagstukken benaderd worden door stap voor stap, en continue, te experimenteren. Tegelijkertijd moet het systeem waaruit ze voortkomen, steeds een stapje verder in de gewenste richting geduwd worden. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar de directe impact van één project, maar ook naar wat de invloed daarvan is op mogelijke vervolgstappen. Dit proces wordt ook wel continue sociale innovatie genoemd.
Wat kunnen we van IDOLS leren voor toekomstige programma’s? Als het hoofddoel van IDOLS is om deelnemers leerervaringen mee te geven en nieuwe kennis en vaardigheden op te laten doen, dan zijn er een aantal factoren die daaraan lijken bij te dragen. Zo is het eenvoudig voor te stellen dat deelnemers die met bekende collega’s samenwerken op een manier die ze al vaker hebben gedaan en waar ze vertrouwd mee zijn, minder of andere dingen zullen leren dan deelnemers die nieuwe samenwerkingsverbanden aangaan en nieuwe manieren van werken uitproberen. Ook de openheid ten opzichte van leren en de ervaring van de deelnemers met dit soort projecten is van invloed op de leeruitkomsten.
Terug naar de metaforen ‘speeltuin’ en ‘trainingskamp’: verschillende vormen van samenwerking vragen om een verschillende opzet en ondersteuning. Een coachrol is minder belangrijk in een project met ervaren deelnemers en samenwerkingsverbanden. En wanneer een project als speeltuin of experimenteerruimte wordt gezien, dan is er meer ondersteuning nodig voor probleemeigenaren en investeerders om verantwoording af te kunnen leggen over de (indirecte) waarde van dat soort projecten.
Binnen beide vormen bleek gelijkwaardigheid cruciaal bij het aanpakken van complexe vraagstukken. Wanneer deelnemers zich in een traditionele rolverdeling van opdrachtnemer en opdrachtgever positioneerden, konden er problemen ontstaan: bijvoorbeeld minder mogelijkheden en minder motivatie bij probleemeigenaren om actief betrokken te zijn.
Als IDOLS als prototype wordt beschouwd, dient er te worden nagedacht over een vervolg. Indien er ruimte ontstaat voor een gelijksoortig programma, dan hebben de onderzoekers de volgende aanbevelingen:
- Het opnemen van een leerinfrastructuur voor de coaches;
- Het vertalen van de traditionele opdrachtgever-opdrachtnemer posities ten gunste van onderlinge gelijkwaardigheid in de projectopzet;
- De leervraag en -motivatie van de deelnemers bij aanvang nadrukkelijk(er) mee nemen en een eigen onderzoeksagenda toevoegen.
Lees het hele rapport op de website van IDOLS
Bron: IDOLS*